3. Agile mentoring: de sprint in de scriptie!
Iteratieve scriptiebegeleiding
Een op Scrum geïnspireerd werkproces kan ook een zeer effectieve methode zijn voor het tot stand brengen van academisch onderzoek zoals scripties. Het eindproduct – dat is in het geval van scripties het volledige onderzoeksrapport – kan vaak goed opgedeeld worden in behapbare deelproducten die op zichzelf ‘waarde toevoegen’ en die binnen korte, afgebakende periodes kunnen worden gerealiseerd en van feedback kunnen worden voorzien. Deze deelproducten zijn (althans bij juridische onderzoeken) doorgaans de hoofdstukken van de scriptie. Die vormen de bouwstenen voor de opgeworpen en beantwoorden (centrale) onderzoeksvraag.
Ter illustratie wordt hierna het masterscriptietraject van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen als uitgangspunt genomen voor het ontwerp van een iteratief scriptiebegeleidingsproces. Aan deze faculteit starten masterstudenten jaarlijks op twee momenten met het schrijven van hun scriptie: begin september en begin februari. Het succesvol afronden van de scriptie levert 12 ECTS op, wat overeenkomt met 336 studie-uren. De begeleider wordt geacht hieraan gemiddeld 20 onderwijsuren te besteden. Het is de verantwoordelijkheid, en ook het belang van de begeleider, om de begeleiding binnen deze tijd te realiseren zodat die niet ten koste gaat van andere professionele taken.
Het volgende laat zien dat vooral de stappen die typisch horen bij de Scrummethode zich ook goed lenen voor de totstandbrenging en begeleiding van juridische masterscripties:
Stap 1: De Product Backlog, oftewel: de Scriptieopdracht
Universiteiten hanteren vooraf vastgestelde en gereglementeerde vaardighedenopdrachten. Deze zijn per opleiding vastgelegd in specifieke reglementen, die de inhoudelijke en procedurele vereisten bevatten waaraan onder meer scriptieopdrachten moeten voldoen. De masterscriptie vormt doorgaans het sluitstuk van de opleiding.
Het doel van de masterscriptie aan de Groningse rechtenopleiding is dat de student aantoont vakspecifieke en academische vaardigheden te beheersen. Dit houdt concreet in dat hij zelfstandig een wetenschappelijke vraagstelling op basis van verworven kennis moet kunnen formuleren. Ook moet hij een wetenschappelijk onderzoek met een verantwoorde methodologie kunnen uitvoeren, inclusief het verzamelen, rangschikken, structureren, kritisch evalueren en verwerken van de benodigde data (doorgaans literatuur en rechtspraak). Op basis daarvan moet hij relevante conclusies kunnen trekken en onderbouwen. Ten slotte dient het onderzoeksverslag taalkundig van voldoende academisch niveau te zijn.[1]
Vertaald naar een Scrum-methodiek zouden we de examinatoren van de opleiding kunnen aanduiden als Product Owners. Zij hebben zicht op de aantallen masterstudenten en (dus) te schrijven scripties. De scriptiebegeleider – die ook optreedt als examinator – is tegelijkertijd ook een Scrum master die ieder individueel werkproces begeleidt. De student voert de opdracht uit en vormt dus – in agile termen – zelfstandig het ‘ontwikkelteam’.
Voor de scriptiebegeleider die meerdere scripties tegelijkertijd begeleidt, is het essentieel om tijdig inzicht te hebben in de Product Backlog (dat wil zeggen: in het aantal te begeleiden studenten in een betreffend semester), zodat hij hiervoor voldoende begeleidingstijd kan reserveren.
Stap 2. De Sprint Planning, oftewel: het Intakegesprek
Bij aanvang van het scriptietraject komen de begeleider en de student bijeen voor een intakegesprek. Doorgaans levert de student van tevoren al een schrijfplan aan met daarin wat eerste ideeën over het onderzoek. Dit plan vormt het onderwerp van de eerste bespreking. Naast die bespreking dient dat intakegesprek bij een agile mentoring werkwijze nog twee andere doelen: een persoonlijke kennismaking tussen de begeleider en de student, en het afspreken van de sprintplanning, dat wil zeggen: de inlevermomenten die de duur van iedere sprint bepalen.
1) Kennismaking
Tijdens het intakegesprek maken de begeleider en de student persoonlijk kennis, bij voorkeur in de vorm van een fysiek overleg. Voor de begeleider is het daarbij van belang enig zicht te krijgen op de studiefase waarin de student zich bevindt, diens persoonlijke context (en dan vooral zicht op enige tijdrovende nevenactiviteiten tijdens het scriptietraject) en eerdere schrijfervaringen van de student. Zo kan de student bij zaken als dyslexie of extreme faalangst onmiddellijk worden doorverwezen naar passende ondersteuning zoals een studieadviseur of een taalcoach. Bij tijdrovende nevenactiviteiten kan de student ter overweging worden gegeven later in te stromen in het begeleidingstraject. Een tijdrovende bijbaan, een intensieve stage of het moeten overdoen van meerdere tentamens in hetzelfde onderwijssemester als het schrijven van de scriptie gaat immers vaak ten koste van de scriptie. Als dat bij aanvang van het traject al voorzienbaar is en passende maatregelen worden genomen, voorkomt men een onnodig vertraagd traject met een kwalitatief onvoldoende eindresultaat.

![]()
Het is goed de student te informeren dat men als begeleider slechts één semester begeleiding biedt. Het daarop volgende semester staat er immers weer een nieuwe groep studenten voor de deur. Bij uitloop die te wijten is aan de student behoeft men als begeleider minimaal nog de volledig afgeronde conceptversie te lezen. Die voorziet de begeleider dan van feedback ten behoeve van de definitieve eindversie. Door de student hierover vooraf te informeren, kunnen onaangename verrassingen aan het einde worden voorkomen. Het is vervolgens aan de student die meerdere nevenactiviteiten ontplooit om te overwegen een semester later aan de scriptie te beginnen om zo het meeste uit de begeleiding te halen of om een tijdrovende nevenactiviteit (tijdelijk) op te schorten ten behoeve van het schrijfproces.
2) Bespreking agile mentoring werkwijze
Vervolgens bespreken begeleider en student tijdens dit eerste gesprek de agile mentoring werkwijze. Dat kan aan de hand van een vooraf opgesteld scriptiebegeleidingsdocument waarin dit proces is uitgeschreven.
Hiervoor kan het template dat hierna in paragraaf 4.2 is opgenomen, worden gebruikt. Daarin wordt uitgelegd hoe het scriptietraject en de begeleiding eruitzien en wat over en weer de verwachtingen zullen zijn. Dat schept duidelijkheid en ook begrip. Het maakt het scriptietraject overzichtelijk en daardoor voor veel studenten beter behapbaar.
![]()
Ik stuur het scriptiebegeleidingsdocument altijd al voorafgaand aan het intakegesprek per e-mail aan de scribent door. Zo kan hij het alvast bestuderen. Dat scheelt de nodige tijd tijdens het intakegesprek. Ook weet ik dan zeker dat hij voorafgaand aan het begeleidingstraject op de hoogte was (of kon zijn) van de concrete begeleidingsmethodiek.
Na de bespreking van de wijze van begeleiding kan de student een keuze worden geboden uit twee alternatieven. De eerste is dat conform de agile mentoring-methode wordt gewerkt. De tweede is dat de student de scriptie zonder tussentijdse feedback schrijft en vier weken voor de einddeadline een volledig afgerond concept inlevert. Dit laatste betekent dat de begeleider enkel nog (uitgebreide) feedback geeft op die ene versie. Risico’s op bijvoorbeeld afdwalen van het onderwerp en ‘verdrinken in onderzoeksmateriaal’ zijn dan voor de student.

Kiest de student voor een agile mentoring-werkproces, dan worden in overleg de tussentijdse deadlines en de einddeadline afgesproken. Dat kan eenvoudig aan de hand van een lijstje met data dat al voorafgaand aan het gesprek kan worden opgesteld door de begeleider. Dit werkt efficiënt, omdat de begeleider vooraf in rust kan bepalen hoeveel tijd er tussen de concrete data moet zitten en in welke weken de leestijd het beste kan gepland kan worden in het licht van zijn andere activiteiten.
Doorgaans kunnen studenten flexibeler zijn in hun tijd, terwijl de begeleider – naast eigen onderzoek en overig onderwijs – soms tien scripties of meer in dezelfde periode begeleidt. Dan werkt het goed wanneer hij steeds één of twee werkdagen kan reserveren voor alle mondelinge besprekingen, die al ver van tevoren ingepland zijn (zie het voorbeelddocument in par. 4.4). Uiteraard kunnen op basis van de verplichtingen van de student dan wel de inhoud van het onderzoek de specifieke data afwijken van het template; het maken van deze afspraken geschiedt in overleg. Belangrijk is wel dat de data al in het intakegesprek worden vastgesteld.
3) Het plannen van deadlines
Bij de indeling van data moet vantevoren helder zijn uit hoeveel hoofdstukken of af te ronden deelproducten de scriptie zal bestaan.
![]()
Zelf ga ik daarbij altijd uit van de gemiddelde juridische masterscriptie. Die bestaat uit vijf onderdelen: de inleiding, drie inhoudelijke hoofdstukken en een afsluitend hoofdstuk met daarin een samenvatting en eindconclusie.
Het schrijven van het inleidende en het afsluitende hoofdstuk zijn daarbij minder tijdsintensief dan het schrijven van een inhoudelijk hoofdstuk. De planning van deadlines moet hierop aansluiten zodat deze realistisch is.
![]()
Voor een goed schrijfplan – het fundament van de scriptie – en de concept-inleiding (stap 1) reken ik vier weken. Diezelfde termijn hanteer ik vervolgens ook voor ieder inhoudelijk hoofdstuk. Voor de conclusie reken ik twee weken; het inhoudelijke onderzoek is dan immers al afgerond. Tot slot calculeer ik nog een à twee reserveweken in voor onverwachte vertragingen door bijvoorbeeld ziekte of andere calamiteiten.
De planning kan in enige mate worden aangepast aan de intensiteit van het onderzoek voor bepaalde hoofdstukken. Zo kan het schrijven van een inhoudelijk hoofdstuk over een onderdeel uit een buitenlands rechtsstelsel complex zijn en daardoor meer tijd behoeven (denk aan het vergaren van de benodigde buitenlandse literatuur of het ‘leren’ lezen van buitenlandse juridische teksten). Het is goed de student daar al bij het intakegesprek op te wijzen. De planning en de volgorde van de sprints kan daar dan in enige mate op worden aangepast. De voorzienbaarheid van de inlevermomenten is dus belangrijker dan het strikt vasthouden aan de duur van de verschillende sprints. Daarbij geldt dat de begeleider doorgaans beter dan de student kan inschatten welk onderzoek en welke mate van diepgang realistisch zijn binnen de gestelde tijd.
![]()
Voor wat betreft deeltijdstudenten geldt dat die vanzelfsprekend meer tijd nodig hebben voor het voltooien van hun scriptie. Ik houd voor die categorie studenten de dubbele tijd aan.
Uit deze verdeling in tijdvlakken vloeit, primair op basis van de agenda van de begeleider maar in afstemming met de student, een aantal inleverdata voort. Het is cruciaal dat die worden gevolgd omdat het traject anders verzandt in vertraging.
Als stok achter de deur geldt daarbij voor de student dat wanneer hij zonder goede reden verzuimt op het afgesproken moment een deelproduct in te leveren, de schriftelijke feedback op dat onderdeel en de bijbehorende mondelinge bespreking komen te vervallen. Er vindt dan op dat onderdeel geen begeleiding plaats. Dat risico is voor de student en hij moet daarover vooraf, tijdens het intakegesprek, worden geïnformeerd.
Daartegenover staat dat wanneer de student tijdig een hoofdstuk aanlevert, de begeleider het hoofdstuk óók tijdig – dat wil zeggen binnen een week – van adequate schriftelijke feedback heeft voorzien en die tijdens het mondelinge overleg met de student doorneemt. Die mondelinge bespreking moet dus steeds een week na de inleverdatum plaatsvinden. Die termijn geldt dan als stok achter de deur voor begeleider, terwijl er toch voldoende ruimte en flexibiliteit bestaat om binnen die week te bepalen wanneer de ingeleverde teksten precies worden gelezen. Er kunnen immers nog urgente (andere) werkzaamheden tussendoor komen.
Het agile mentoring traject bestaat dus uit wederzijdse verantwoordelijkheden!
3) Bespreking onderzoeksplan en vragenlijst
Als derde en laatste onderdeel van het intakegesprek volgt een bespreking van de inhoud en de haalbaarheid van het voorgenomen onderzoek op basis van het aangeleverde schrijfplan en binnen de gestelde periode waarin de scriptie moet worden voltooid.
Op het moment van het intakegesprek heeft de student daarvan al vaak een schets gemaakt. Studenten hebben echter nogal eens de neiging een te omvangrijk onderzoek te willen ondernemen (bijvoorbeeld het diepgaand vergelijken van vijf nationale rechtsstelsels, waarvan ze veelal overigens niet de taal machtig zijn of enige voorkennis hebben) dan wel om een dominant sociologische invalshoek te kiezen voor een zuiver juridische scriptie. Het is daarom goed om als begeleider samen met de student kort te brainstormen over het onderzoek en de haalbaarheid en uitvoerbaarheid ervan. Het is daarbij vanzelfsprekend van belang om vooral vragen te stellen en de student niet vast te binden aan een bepaalde aanvliegroute. Hier geldt de academische vrijheid als leidend principe. Niettemin moet goed worden nagedacht over de methodologie en de scherpte van de onderzoeksvragen, omdat die doorwerken in de reikwijdte van het onderzoek en daarmee de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van het scriptieproces. Voor dat laatste is de begeleider verantwoordelijk.
Indien de basis voor de scriptie nog niet optimaal is, helpt het om aan de student een vragenlijst mee te geven aan de hand waarvan hij of zij het schrijfplan kan aanpassen of verfijnen (zie par. 4.3 voor een voorbeeld). Door de vragen kort te beantwoorden ontstaat een goed doordacht en voor de begeleider gemakkelijk leesbaar en controleerbaar onderzoeksplan.
![]()
Veel studenten vinden het lastig om de samenhang is tussen de hoofdvraag en de deelvragen te begrijpen. Ik toon hen vaak een plaatje van een huis:
De hoofdvraag is het fundament dat de reikwijdte van het onderzoek bepaalt. De deelvragen zijn de dragende muren.
Die haken rechtstreeks aan op een deel van het fundament. De conclusie is het dak. Dat steunt exact op de dragende muren, dat wil zeggen: het heeft daarmee precies dezelfde reikwijdte als het fundament. Iedere deelvraag lost dus ‘een stukje’ van de onderliggende centrale onderzoeksvraag op.
Alle antwoorden tezamen geven het volledige antwoord op niet meer en niet minder dan de hoofdvraag. Door dit proces voor studenten inzichtelijk te maken en te visualiseren, krijgen zij meer grip op hun te onderzoeken onderwerp en het onderzoeksproces. Daarmee ontstaat er vlot een solide basis voor de scriptie.
Stap 3: De Sprints, oftewel: het schrijven en inleveren van de teksten
Na het intakegesprek gaat de student van start met de sprints. Tijdens iedere sprint werkt hij aan het uitwerken van een bepaald hoofdstuk. Daarbij betreft de eerste sprint het verfijnen van het schrijfplan en het op basis daarvan schrijven van het eerste concept hoofdstuk (de inleiding). In dat eerste hoofdstuk komen de antwoorden op de vragenlijst terug: wat is het juridische probleem dat wordt onderzocht? Wat zijn de onderzoeksvragen en waarom zijn dat relevante vragen? Welke methodologie wordt gebruikt? Ook heeft de student dan al een aanvang gemaakt met het verzamelen van de benodigde bronnen. Dit vormt immers een onderdeel van de vragenlijst. Door de bronnen al zoveel mogelijk bij aanvang te verzamelen, voorkomt de student verderop onnodige vertraging, bijvoorbeeld door tijdelijke niet beschikbaarheid van bepaalde literatuur.
De tweede en navolgende sprints bestaan telkens uit het beantwoorden van een deelvraag van het onderzoek en de verslaglegging daarvan. Dat leidt steeds tot een afgerond hoofdstuk. Dat hoofdstuk moet taalkundig voldoende afgewerkt zijn, zodat het voor de begeleider goed en vlot leesbaar is.
Wanneer de student tijdig een tekst inlevert die voldoet aan de gemaakte afspraken (zie het hiervoor genoemde scriptiebegeleidingsdocument) vindt een week later conform afspraak een korte mondelinge bespreking plaats.
De laatste twee sprints staan in het teken van de afronding van de scriptie (het schrijven van de conclusie en het opleveren van het definitieve onderzoek). Na oplevering van de definitieve en volledige scriptie vindt een eindgesprek plaats.
Sprint Reviews: Feedback en Mentoring
Wanneer de student aan het einde van een sprint tijdig zijn werk oplevert, is het aan de begeleider om de ingeleverde teksten te lezen en van schriftelijke feedback te voorzien. Die moet concreet en duidelijk zijn en door middel van track changes (wijzigingen bijhouden) laten zien waar (substantiële) defecten zitten in de tekst, dan wel waar deze aan kwaliteit kan winnen. Daarbij gaat het er niet om (bijvoorbeeld) álle grammaticale fouten uit een tekst te halen; soms kan het voldoende en ook veel effectiever zijn om twee pagina’s te corrigeren en de auteur aan te geven beter op bepaalde taalfouten te letten.
Telkens vindt een week na de inleverdatum een kort mondeling en individueel overleg plaats.

Tijdens ieder overleg deelt de begeleider zijn algemene indruk van de tekst. Er volgt feedback op de te beoordelen punten: inhoud, argumentatie, structuur, taal en afwerking. Het gesprek staat echter niet alleen in het teken van het ventileren van verbeterpunten, maar evenzeer in het teken van coaching. Een mondeling gesprek met positieve mimiek, stimulerende woorden en met aandacht voor het individuele ontwikkeltraject geldt als een belangrijk en krachtig onderdeel van ‘mentoring’. Dit is cruciaal voor een goed werk- en opleidingsproces.
De mondelinge overleggen behoeven in beginsel niet langer te duren dan 45 minuten. De besprekingen zijn op te delen in de volgende onderdelen:
– ca. 25% coaching
Dit houdt in dat de begeleider uitdrukkelijk vraagt hoe het met de student gaat en waar de student tegenaan loopt. Het doel van deze vragen is het faciliteren van een prettige communicatie door elkaar te leren kennen, de persoonlijke context van de student te begrijpen en tijdig knelpunten en uitdagingen te signaleren zodat effectieve bijsturing mogelijk is.
– ca. 65% (globale) bespreking van vorm en inhoud van de opgeleverde teksten
Hierbij gaat het enkel om de meest belangrijke verbeterpunten. Het is niet de bedoeling integraal de feedback en ieder detail door te nemen. Die staat immers al in het document dat direct na het gesprek wordt overhandigd of aansluitend per mail wordt doorgestuurd. Dat er bijvoorbeeld veel spelfouten in de tekst zitten kan met één of twee voorbeelden worden gesignaleerd.
– ca. 20% bespreken van de wederzijdse verwachtingen voor het volgende oplevermoment, evenals het beantwoorden van eventuele resterende vragen, feedback of wat verder ter tafel komt.
![]()
Door bij parallelle scriptietrajecten meerdere gesprekken na elkaar in te plannen, voorkomt de begeleider een te grote uitloop in de tijd en blijven de gesprekken effectief en geconcentreerd!
Stap 4: De becijfering
De becijfering van scripties is een proces dat per universiteit en per faculteit verschilt. De Groningse rechtenfaculteit werkt met twee scriptiebeoordelaars. Eén daarvan is de begeleider. Dit betekent dat de scriptiebegeleider de scriptie nog eens integraal grondig doorleest en becijfert. Het werkt efficiënt wanneer diegene tevens een voorzet geeft voor een cijfer, voorzien van een dragende motivering onder erwijzing naar de facultaire beoordelingscriteria.
De scriptie gaat vervolgens naar de tweede beoordelaar, die medeverantwoordelijk is voor het cijfer maar die op basis van de facultaire onderwijslastnormen minder uren heeft voor het lezen van een scriptie. Wanneer de begeleider het cijfer reeds voorziet van een dragende motivering, kan de tweede lezer het werk vlotter lezen en specifiek die onderdelen bekijken waarop de begeleider kritisch is.
Stap 5: De Retrospective: de Eindevaluatie
Wanneer de scriptie definitief is opgeleverd en het eindcijfer bekend is, is het van belang een eindgesprek te plannen ter afronding van het traject. Daarin licht de begeleider kort het eindcijfer toe en haalt hij verbeterpunten met betrekking tot de begeleiding op bij de student. Dit draagt bij aan een continue verbetering van het begeleidingsproces.
![]()
Agile mentoring en de kernwaarden van agile werken
Agile mentoring sluit nauw aan bij de principes van agile werken. Waar agile teams streven naar het opleveren van waardevolle producten die snel klanttevredenheid opleveren, richt agile mentoring zich op een proces waarin de student stapsgewijs toewerkt naar een kwalitatief goede scriptie. Daarbij staan regelmatige afstemming, verbetering van de scriptie en een goede communicatie tussen begeleider en scribent centraal. Dat heeft een aantal voordelen:
- Vroegtijdige betrokkenheid en continue feedback
In plaats van te wachten tot een volledige versie van de scriptie klaar is, betrekt agile mentoring de student vanaf het begin actief bij het proces. De begeleiding start met het bespreken van het schrijfplan en de conceptinleiding, waarna gedurende het hele traject continu feedback wordt gegeven. Hierdoor blijft de student op koers en wordt het eindproduct steeds verder aangescherpt.
- Flexibiliteit op de inhoud
Een belangrijk aspect van agile werken is het kunnen omgaan met veranderende eisen of een veranderende koers van een onderzoek. Als tijdens het onderzoek blijkt dat de onderzoeksvraag moet worden aangepast of de focus verschuift, biedt de methode ruimte om deze veranderingen tijdig op te nemen in het traject. Dit voorkomt dat studenten vastlopen in een te rigide structuur.
- Samenwerking en persoonlijke communicatie
Net zoals agile werken inzet op dagelijkse samenwerking tussen teamleden en stakeholders, vindt bij agile mentoring regelmatig contact plaats tussen student en begeleider. Mondelinge gesprekken vormen de kern van deze communicatie. De begeleider geeft niet alleen schriftelijke feedback, maar bespreekt deze ook actief met de student. Dit bevordert wederzijds begrip en versnelt de ontwikkeling van de scriptie.
- Voortgang en planning in korte stappen
Agile teams werken in korte sprints waarin telkens een werkend product wordt opgeleverd. Agile mentoring hanteert een vergelijkbare aanpak: de scriptie wordt opgedeeld in hoofdstukken, met duidelijke tussentijdse deadlines en evaluatiemomenten. De voortgang wordt dus niet gemeten aan een eindversie, maar aan concreet opgeleverde onderdelen. Dit maakt de voortgang inzichtelijk én beheersbaar.
- Focus op kwaliteit
De kwaliteit van het eindproduct staat centraal. Net als agile teams streven naar goed ontworpen, technisch hoogwaardige software, zet agile mentoring in op een scriptie van inhoudelijk hoge kwaliteit. Door regelmatige feedback en gerichte bijsturing kan de student blijven verbeteren, met een sterk eindresultaat als gevolg.
- Autonomie en eigenaarschap
Agile mentoring geeft de student verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces. De student bepaalt de inhoudelijke richting van het onderzoek en draagt zelf verantwoordelijkheid voor de voortgang, terwijl de begeleider ondersteunt waar nodig. Deze autonomie stimuleert motivatie en eigenaarschap, en sluit aan bij het agile principe van werken met gemotiveerde, zelfsturende individuen.
- Reflectie en continue verbetering
Tot slot bevat agile mentoring tussendoor en aan het einde belangrijke reflectiemomenten. Bij de tussentijdse gesprekken reflecteren begeleider en scribent op de opgeleverde teksten door laatstgenoemde. Tijdens het eindgesprek reflecteren begeleider en scribent op het begeleidingsproces zelf. Zo wordt feedback van studenten gebruikt om de begeleiding voortdurend te verbeteren – precies zoals agile werken beoogt.
![]()
De scriptiebegeleider als procesregisseur
Cruciaal en onderscheidend ten opzichte van de meer conventionele scriptiebegeleiding is dat de begeleider bij agile mentoring de regie behoudt over het scriptieschrijfproces en zijn eigen agenda. Voor wat betreft het schrijfproces betekent dit dat de student nog steeds alle academische vrijheid heeft waar het gaat om de inhoud van zijn werk, maar dat de begeleider toeziet op het nakomen van wederzijdse werkafspraken. Daardoor ontstaat ruimte voor tijdige bijsturing op de inhoud en op het proces om een zo optimaal mogelijk eindresultaat te bereiken.
Een dergelijk traject bereidt de (rechten)student daarmee tevens voor op de beroepspraktijk waarin binnen bepaalde vastgestelde termijnen producten zoals juridische teksten of rapportages moeten worden opgeleverd ter beoordeling. Het afspreken van deadlines stelt de begeleider vervolgens in staat zijn begeleidingswerk af te stemmen op andere onderwijs- en onderzoeksactiviteiten. Zo kan voldoende tijd gereserveerd worden voor scriptiebegeleiding en wordt het bijsturen van studenten en scripties effectief. Daarbij gaat het er (dus) niet om deadlines op een facultair niveau te bepalen, maar om een proces op maat te ontwikkelen waarin de docent de regie heeft en behoudt over zijn eigen (vaak toch al drukke) agenda.
- Ontleend aan artikel 2 van het Scriptiereglement Nederlandstalige opleidingen 2024-2025 van de Faculteit Rechten, Rijksuniversiteit Groningen. ↵